COUPERUS (1863-1923)
Zoals bij een eerdere gelegenheid vermeld (week 11-2015) is de dichter van de week vooral bekend om zijn romans. Maar Louis Couperus(1863-1923) “debuteerde met gedichten in de bundel ‘Een lent van vaerzen’ uit 1884. Zijn poëzie werd door bv. Willem Kloos niet gesmaakt (‘de peuterige, onware kriebelkunst van den heer Louis Couperus,) “zoals ik toen schreef.
Dus om de grote romanschrijver te eren, nogmaals een gedicht van hem in precieuze stijl verwijzend naar de klassieke oudheid, de favoriete tijdsperiode van Couperus. Hierin wordt met weelderige woordkeuze een vrouw beschreven die juist uit het bad op is gestaan. De woordkeuze past overigens goed bij het onderwerp, dus hierin toont Couperus zich ook als waarachtig dichter, ondanks/ dankzij zijn taalgebruik.
Het hier gepresenteerde gedicht werd voor het eerst gepubliceerd in bovengenoemde debuutbundel dus in 1884.
Het woord “lent” in de titel van die bundel heb ik altijd opgevat als een variant van “lint”, totdat een vriendelijke lezer mij vroeg of daarmee niet “lente” is bedoeld. De titel blijkt bij nader onderzoek ontleend te zijn aan Vondel. [1]De aantekeningen bij deze vindplaats maken duidelijk dat voor de betekenis inderdaad aan “lente” moet worden gedacht maar met “een woordspeling met lint”.[2]
De tekst is hier afkomstig uit de uitgave “Volledige werken Louis Couperus” (deel I 1988)
[1] En wel aan het gedicht “De Rynstroom” regel 133.(WB uitgave deel III, blz.293)
[2] Dat “vaerzen” staat voor “verzen” is minder onduidelijk.